Het beeld van het terrein wordt gedragen door een doorgaande waterloop met scherpe knikken. De watergangen voeren de blik van de passanten over de Oostergoweg naar het nieuwe campusgebouw. Het gebouw staat te midden van het water. De watergangen zijn een verwijzing naar het prachtige Friese landschap waarin het water en de sloten een dominante rol spelen en verbeelden tegelijk het thema van het onderzoeksinstituut.
Een afslag van de Oostergoweg vormt de toegang tot de watercampus. De toerit brengt de bezoeker op een ruim entreeplein. Een tweede entreeplein aan de oostzijde biedt een toegang tot de nieuwbouw voor de fietser en de voetganger. De beide pleinen zijn door een route verbonden. Na de tweede fase snoeren de beide pleinen het gebouw in als ware het een wespentaille.
Daarbij wordt het gebouw middels meerdere routes door het terrein verbonden met zijn omgeving. De paden lopen naar de hoeken van het terrein en vormen verbindingen met de andere delen van de campus, het openbaar vervoer en het nabij gelegen centrum.